Normering van regionale keringen

Sinds de deltabeslissing Waterveiligheid uit 2014 gelden er nieuwe normen voor waterkeringen langs de kust en de grote rivieren. Centraal staat het Lokaal Individueel Risico (LIR), dat wordt bepaald door de kans op overstroming en de gevolgen ervan. Ook verlies aan mensenlevens is daarin meegenomen. Voor regionale keringen gelden nog de oude normen. Voor het Hoogheemraadschap van Rijnland paste HydroLogic de nieuwe normen toe op de regionale keringen rond het Braassemermeer, nabij Schiphol. De risico’s bleken in dit geval – diepe polders nabij grote plassen – vergelijkbaar met risico’s vanuit kust en grote rivieren. Regionale dijkverbeteringen zijn hier zeer kosteneffectief.

Op vergelijkbare wijze als bij het Deltaprogramma, is de effectiviteit van regionale dijkverbeteringen in kaart gebracht door het ‘ lokaal indivdueel risco’ (LIR) en de economische gevolgschade te berekenen. De grondslag voor beide berekeningen is het overstromingsmodel HIS SSM. Voor alle buurten in een gebied is de waterdiepte en de stijdsnelheid na dijkdoorbraak geanalyseerd om de kans op overlijden (mortaliteit) te kunnen bepalen. De buurt met de hoogste mortaliteit is maatgevend voor de polder. Het berekende aantal slachtoffers is indicatief voor een ‘worst case scenario’ en geeft in de eerste plaats de kwetsbaarheid van een polder aan.

Van dit onderzoek verscheen een artikel in vakblad H2O.