Kierbesluit Haringvlietsluizen in de praktijk gebracht door inzet slim watermanagement
Vernieuwende aanpak in het Nederlandse waterbeheer
Zo snel mogelijk leren, maar zonder onbeheersbaar risico. Dat is het motto van Lerend Implementeren, een aanpak die Rijkswaterstaat heeft ontwikkeld om tot een nieuw bedienprogramma voor de Haringvlietsluizen te komen.
Op donderdag 15 november vond de feestelijke openingshandeling plaats door minister Cora van Nieuwenhuizen waarmee deze aanpak werd gelanceerd. Hoe moet het nieuwe bedienprogramma er uit zien om met dit bijzondere object voor waterveiligheid en zoetwater, ook natuurwaarden te kunnen faciliteren? Om antwoord te geven op deze vraag hebben HydroLogic en Infram samen met Rijkswaterstaat en verschillende partners in het gebied het implementatieplan voor Lerend Implementeren gemaakt: middels een periode van on-the-job kennis ontwikkelen wordt op vernieuwde wijze toegewerkt naar een effectief, gedragen en werkbaar operationeel programma.
Waarom is het nieuwe bedienprogramma nu nog niet bekend?
Als onderdeel van de Nederlandse Deltawerken zijn de Haringvlietsluizen in de jaren ’60 en ’70 gebouwd met het oog op waterveiligheid, en leveren ze daarnaast een belangrijke bijdrage aan de zoetwaterbeschikbaarheid en voldoende vaardiepte voor scheepvaart in de Rijn-Maasmonding. Nu komen daar natuurdoelen bij. In het huidige beheer openen de Haringvlietsluizen alleen bij een lagere waterstand op zee. Op die manier voeren ze overtollig water af en sturen voor een belangrijk deel de waterverdeling in de Rijn-Maasmonding.
Vanaf 15 november kunnen de sluizen ook openen bij een hogere zeewaterstand om meer vismigratie mogelijk te maken. Daardoor komt ook zout water op het Haringvliet en ontstaat daar een dynamische zoet-zout overgangszone. Het zoet-zout ‘gedrag’ in het Haringvliet onder verschillende omstandigheden kent op dit moment echter nog onzekerheden. Er is nagenoeg geen ervaring mee, waardoor nog belangrijke kennis ontbreekt, bijvoorbeeld om met modellen vooraf de nieuwe scenario’s te kunnen analyseren. Het is dan ook niet mogelijk a priori een operationeel programma vast te stellen dat de vereiste zekerheid levert met betrekking tot de zoetwatervoorziening. Zo is de verwachting dat het zoute water zich vooral via de diepere delen (bijvoorbeeld de oude getijdegeulen) van het Haringvliet zal verplaatsen. Het is echter nog onduidelijk met welke (rivier)afvoer de ligging van de zoet-zout overgang onder verschillende omstandigheden kan worden gestuurd, vooral in de diepere delen.
Oude getijdegeulen zichtbaar in het bodemprofiel van het Haringvliet.
Zo snel mogelijk leren, zonder onbeheersbaar risico
De uitgangspunten van Lerend Implementeren zijn: zoveel mogelijk kieren (openen bij hogere zeewaterstand), maar altijd binnen de afgesproken randvoorwaarden voor waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en scheepvaart, en daarbij onderzoekskansen zoveel mogelijk benutten. In deze context is er bijvoorbeeld voor gekozen om het lerend implementeren te beginnen met kieren bij hogere rivierafvoeren dan voor het nieuwe programma zijn beoogd. Met relatief beperkte sluisopeningen en een uitgebreid meetnetwerk wordt onderzocht of met beperkte afvoer via de Haringvlietsluizen de zoet-zout dynamiek kan worden gestuurd in het meest westelijk deel van het Haringvliet (eerste waarschuwingsgrens westelijk van officiële randvoorwaarde Middelharnis-Spui). Mocht het zoute water toch verder komen dan verwacht? Dan is door de hogere rivierafvoeren op dat moment nog een ‘Plan B’, namelijk het vergroten van de ebopening en daarmee de afvoer naar zee. Het meetnetwerk is – naast kennisontwikkeling – dan ook belangrijk voor het operationeel tijdig signaleren van risico’s, waardoor beheersmaatregelen ook tijdig kunnen worden ingezet. Dit alles heeft tot doel om zo snel mogelijk, en vooral zonder onbeheersbaar risico tot een effectief, gedragen en werkbaar operationeel programma te komen.
Lerend Implementeren past binnen de trend in het Nederlandse waterbeheer om verschillende belangen (scheepvaart, waterveiligheid, zoetwatervoorziening, ecologie, recreatie) zoveel mogelijk naast elkaar te bedienen via slim, flexibel en situationeel operationeel waterbeheer. Voorbeelden hiervan zijn het programma Slim Watermanagement, Flexibel Peil IJsselmeer en Verfijning Stuwprotocol Nederrijn-Lek. Dit ‘waterbeheer op het scherpst van de snede’ zorgt ervoor dat door slim te sturen de beschikbare marges in het watersysteem steeds beter worden benut om bijvoorbeeld wateroverlast te voorkomen of het functioneren van het ecologisch systeem te verbeteren.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over Lerend Implementeren of over de inzet van slim watermanagement in de praktijk?
Neem conctact op met Meike Coonen, Adviseur Waterbeheer.